Het UWV toetst een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen aan de ontslagregeling. De ontslagregeling bevat onder andere regels met betrekking tot de ontslagvolgorde. Bij de bepaling van de volgorde wordt er afgespiegeld. Eenvoudig gezegd: per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies komen de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking.
Het voordeel van het afspiegelingsbeginsel voor werkgevers is dat zij zich niet tegenover hun werknemers hoeven te verantwoorden over de ontslagkeuze. Het nadeel is dat een werkgever niet kan selecteren op basis van kwaliteit van werknemers, waardoor het kan voorkomen dat werknemers die aantoonbaar beter functioneren ontslagen moeten worden en (in vergelijking) minder goed presterende kunnen blijven.
Op het afspiegelingsbeginsel bestaan onder andere de volgende uitzonderingen. Indien de werkgever aannemelijk kan maken dat een werknemer over zodanig bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan deze werknemer bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast kunnen onder omstandigheden werknemers die bovengemiddeld functioneren buiten beschouwing worden gelaten.
De eerste uitzondering op het afspiegelingsbeginsel betreft de zogenaamde onmisbare werknemer. Het gaat dan niet om een werknemer die in de ogen van de werkgever beter functioneert dan zijn collega, maar om een werknemer die over bijzondere kennis en vaardigheden beschikt. Te denken valt dan concreet aan een werknemer die vanwege zijn grote (ook historische) kennis van het reilen en zeilen van de onderneming eigenlijk niet te missen is voor de werkgever.
De tweede mogelijkheid betreft de werknemer die bovengemiddeld functioneert. Daarbij gaat het er niet om dat individuele werknemers met elkaar worden vergeleken, maar dat werknemers die aan de door de werkgever gestelde kwaliteitseisen voldoen, buiten de toepassing van afspiegeling worden gehouden, mits aan de randvoorwaarden is voldaan. Die randvoorwaarden zijn zwaar. In de eerste plaats dient de cao een uitzondering op het afspiegelingsbeginsel mogelijk te maken. Daarnaast dient de werkgever in de UWV-procedure aannemelijk te maken dat de werknemer bovengemiddeld functioneert dan wel zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen. De werkgever dient dit aannemelijk te maken en dient beleid te ontwikkelen en te voeren. In het kader van dit beleid dienen de werknemers periodiek te zijn beoordeeld. De werkgever dient daarbij steeds aan te geven of een werknemer bovengemiddeld functioneert of zich naar verwachting in de toekomst bovengemiddeld zal ontwikkelen. Ook dient de werkgever aan alle werknemers kenbaar te maken dat de werknemers die bovengemiddeld functioneren of waarvan de verwachting is dat zij zich bovengemiddeld zullen gaan ontwikkelen buiten beschouwing kunnen worden gelaten bij de toepassing van het afspiegelingsbeginsel. Ten slotte dient aan alle werknemers dezelfde mogelijkheden te zijn geboden om zich, al dan niet in de toekomst, te ontwikkelen tot een bovengemiddeld functionerende werknemer.
Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de werkgever al ruim voordat hij overweegt om een ontslagaanvraag in te dienen bij het UWV wegens bedrijfseconomische gronden op dit punt beleid dient te hebben ontwikkeld. Alleen zo kan hij bovengemiddeld presterende werknemers voor de toekomst behouden. De arbeidsrechtadvocaten van Okkerse & Schop Advocaten kunnen u adviseren met betrekking tot het opzetten van een beleid met betrekking tot bovengemiddeld presterende werknemers.
Hans Blom, advocaat arbeidsrecht