B+M Baustoff en Metall BV levert tweemaal zaken aan een vennootschap onder firma. Zij stuurt in dat verband begin november en begin december facturen aan de afnemer. De vennootschap onder firma voldoet de facturen op 15 februari 2015, het betreft een totaalbedrag van € 2.226,74. B+M Baustoff en Metall BV vordert, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling tot betaling van een bedrag van € 446,04 te vermeerderen met wettelijke handelsrente, proceskosten en rente en nakosten. De grondslag voor de eis betreft wanprestatie. De vennootschap onder firma voldeed de facturen niet binnen de betalingstermijn, zodat op grond van artikel 6:96 lid 4 BW buitengerechtelijke kosten en de rente daarover verschuldigd is. De vennootschap onder firma betwist de vordering en stelt de facturen binnen de afgesproken termijn te hebben voldaan.
De eerste sommatie brief dateert van de dag dat betaling door de vennootschap onder firma plaatsvond. In geval van een handelsovereenkomst bepaalt artikel 6:96 lid 4 BW dat de schuldenaar een bedrag van minimaal € 40,‐ aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is zodra een factuur niet binnen de wettelijke of overeengekomen betalingstermijn is voldaan. De kantonrechter overweegt dat op geen enkele wijze is gebleken dat door B+M Baustoff en Metall BV vóór de betaling door de vennootschap onder firma handelingen zijn verricht om aanspraak te (kunnen) maken op buitengerechtelijke incassokosten. Evenmin stelt B+M Baustoff en Metall BV dat betaling is verricht naar aanleiding van de start van incassowerkzaamheden. De kantonrechter wijst de gevorderde hoofdsom af. De nevenvorderingen wijst de kantonrechter eveneens af en veroordeelt B+M Baustoff en Metall BV in de kosten van het geding, welke de kantonrechter begroot op nihil.
Mr. Robert Lonis, mei 2017