Eind 2017 gingen de verkopers van een woning met geïnteresseerden in onderhandeling over de verkoop van een woning. Enkele weken later lieten de kopers weten akkoord te gaan met de vraagprijs van €649.000. Vervolgens hebben de verkopers een concept koopovereenkomst aan de kopers verzonden. Na enkele wijzigingen aan te brengen hebben de kopers de koopovereenkomst ondertekend en aan de verkopers geretourneerd. Omdat de kopers enigszins ongeduldig waren, appten zij de verkopers een dag later het volgende bericht: “Hallo, hebben jullie de overeenkomst gelezen en getekend? Of hebben jullie nog vragen?” De verkopers hebben daarop met het volgende bericht gereageerd: “Haha ongeduldige. Hij is gelezen en prima volgens wat we hebben besproken opgetekend. Morgen heb jij hem in bezit met onze handtekening.” Twee dagen na het WhatsApp-bericht bedenken de verkopers zich alsnog. Zij bellen de kopers met de mededeling dat zij de koopovereenkomst niet zullen ondertekenen omdat de woning bij nader inzien niet zal worden verkocht. Hierop eisen de kopers nakoming van de afspraken over de verkoop van de woning. De verkopers wijzen de kopers erop dat er geen ondertekende koopovereenkomst is en geven opnieuw aan niet te zullen overgaan tot de verkoop van de woning.
Tussen partijen ontstaat ter discussie of er een perfecte koopovereenkomst is gesloten zoals bedoeld in artikel 7:2 lid 1 BW. Op grond van genoemd wetsartikel dient de koop van een woning schriftelijk te geschieden indien de koper een particulier is. De kopers stellen zich op het standpunt dat genoemd WhatsApp-bericht -waarin de verkopers toezeggen de koopovereenkomst te zullen ondertekenen- de schriftelijke ondertekening van de koopovereenkomst vervangt. De voorzieningenrechter stelt de kopers in het ongelijk. Volgens de voorzieningenrechter maakt het WhatsApp-bericht geen deel uit van de koopovereenkomst, maar houdt het WhatsApp-bericht hoogstens een toezegging in dat de verkopers de koopovereenkomst zullen ondertekenen. Omdat de verkopers de koopovereenkomst niet hebben ondertekend, is er niet voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:2 lid 1 BW. De gemaakte afspraken over de verkoop van de woning krijgen daardoor niet het door kopers gewenste gevolg.
Mr. Cathy Brocklebank